Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen nu al de oversten der heiren, zij en hun mannen, hoorden, dat de koning van Babel Gedalia tot overste gesteld had, kwamen zij tot Gedalia naar [37]Mizpa; namelijk, [38]Ismael, de zoon van Nethanja, en Johanan, de zoon van Kareah, en Seraja, de zoon van Tanhumeth, de Netofathiet, en Jaazanja, de zoon van den Maachathiet, zij en hun mannen. 37. Zie van deze stad Richt.11:11. 38. Zie van deze mannen ook Jer.40:7,8. Sommigen oordelen dat dezen de krijgsoversten en kapiteinen geweest zijn, die met hun volk bij den koning Zedekia waren, toen hij bij Jericho gevangen werd, en daar van hem verstrooid werden, boven, vs.5.